dinsdag 29 juni 2010

Jonge Oranjesupporter

“Schip holland, schipholland!” Behangen met Oranjekroon, plastic duim, en vlaggetjes op haar wangen is ze er helemaal klaar voor. Al uren voor de voetbalwedstrijd, staat Dochterlief zingend in de kamer: “Nederland, o Nederland. Jij bent de kampioen. Wij houden van Oranje, van zijn daden en mijn moeder”! We zijn er helemaal klaar voor. “Wanneer gaan we nou?” Het valt haar vies tegen dat alle ophef voor een wedstrijd op televisie blijkt te zijn en niet met elkaar in het park zoals zij dacht. Dan begint eindelijk de wedstrijd. Al na vijf minuten hangt ze tegen me aan. “Deze Koninginnedag vind ik helemaal niks aan. Mag ik buiten spelen?” Ik zie haar denken als ze naar buiten slentert; Alleen maar tv kijken, saai zeg. En terwijl wij hopen op een overwinning scoort onze Oranjesupporter in de achtertuin wel 100 doelpunten.

woensdag 16 juni 2010

Herrie in de supermarkt

Vrijdagmiddag, dat zijn de fijnste en de zwaarste uren van de week. Het weekend in zicht, maar na een hele week vroeg opstaan is de fut eruit. Zowel bij mijn dochter als bij mij. Eenmaal thuis van school overvalt de vermoeidheid ons. Helaas, neerploffen op de bank is er niet bij. Het is tijd voor de weekendboodschappen. Met frisse tegenzin gaan we op pad. Onderweg wordt ieder steentje onderzocht, iedere grasspriet geplukt. Voordat we kinderen hadden konden we ons niet voorstellen twintig minuten te doen over 500 meter. Nu is dat al vier jaar niet anders en het went. Al keuvelend beloof ik haar samen een ijsje te eten, mits ze goed meehelpt. Het gaat heel lang goed. Dochterlief loopt vrolijk mee, bietst haar gebruikelijke worstje bij de slagersafdeling en babbelt tegen al het winkelpersoneel.

Als we bijna bij de kassa zijn, gaat het mis. Mevrouwtje pakt de volle boodschappenkar. Ze wil zelf duwen. Niet zo’n goed idee, lijkt me. Met een ferme zwaai rijdt ze bijna een bejaarde van zijn sokken, moeiteloos gevolgd door het – op een haar na- missen van een gestapelde toren colablikjes. Topvermaak. Vindt zij. Mijn irritatiemeter slaat gelijk uit tot ver boven de 100%. Als een boeddhistische monnik herhaal ik mijn mantra “Kalmte kan me redden, kalmte kan me redden”. Dan hurk ik tot ooghoogte van mijn dochter. “Nu stoppen met de kar duwen. Het is te gevaarlijk, de kar is te groot voor jou”. Die menig deelt zij duidelijk niet. En dat zal de hele winkel horen ook. Krijsend ramt ze het wagentje tegen het schap met bierflesjes. Ik knijp mijn ogen stijf dicht, maar het vallen van glas blijft uit. Om ons heen houdt iedereen dit gratis vermaak scherp in de gaten, een voetbalwedstrijd Ajax-Feyenoord is niet half zo spannend.

“Nu ophouden. Als je zo doorgaat, gaan we geen ijs eten.” Ik geef haar op ferme toon een laatste waarschuwing. Even lijkt het effect te hebben. Dan kijkt ze me woedend aan en schreeuwt door de winkel “Jij bent de stomste mamma van de hele wereld”. Ik weet niet wat ik erger vind, haar woorden die me treffen als een kogel in mijn hart of de starende blikken van de omstanders. Ik zoek naar begrip in hun ogen, maar vindt slechts afkeuring. Ik sta midden in de Arena, en heb zojuist een rode kaart gekregen. Oké, nu consequent blijven, zeg ik tegen mezelf. “Goed, dat betekent dus geen ijsje meer eten”. Het drama is compleet. Het volgende kwartier negeer ik de ‘wat een slechte moeder’ blikken van geïrriteerde klanten, die inmiddels gek worden van haar gebrul. De o, zo bekende supermarktscene. Dit keer speel ik de hoofdrol. Mijn dochter schittert als een voortreffelijke dramaqueen. Ha, dat toneelspelen heeft ze dan mooi van mij. Ook ik speel mijn rol. Als een supercoole megadiva hef ik dapper mijn hoofd en speel Oost-Indisch doof. Ik besluit dat we rest van mijn boodschappenlijst niet echt nodig hebben, -dan maar een dag zonder wc-papier- en maak dat we de winkel uit kunnen.

Als we naar huis lopen is het drama sneller vergeten dan ik had verwacht. Mevrouwtje huppelt voor me uit en kijkt zo nu en dan lachend om. Ik sjouw met de tassen. Eenmaal thuis ben ik best tevreden over mijn vasthoudendheid. Een puik staaltje opvoedkunde van zojuist. Maar toch… Jammer. Ik had net zo’n zin gehad in een ijsje.

Eerste schooldag

Al weken heerst er spanning in huis, want ons meisje is bijna jarig. Een groot feest waar ze lang naar uitkijkt. Ze wordt 4, een bijzondere mijlpaal. Eindelijk mag ze ook naar de grote school. Al ruim voor de vierde verjaardag werden wij, twee trotse ouders en één dolenthousiast kind, rondgeleid op een school met wel negen eerste klassen! Lieve hemel dachten wij verschrikt, onze lieve kleine schat gaat ten onder in een wirwar van kleine kindertjes, nee.. monstertjes. En wat voor tijd gaan we straks tegemoet? We zetten ons alvast schrap voor de drama’s van een overprikkeld kind wat zich thuis zal afreageren door de boel te verbouwen..

De dag voor haar verjaardag bakken we cakejes voor het afscheid op het kinderdagverblijf. Met het zweet op mijn voorhoofd toveren we samen zelfgebakken muffins om tot prinsesjes. Wat zullen de leidsters onder indruk zijn! Na een half uur zit mevrouwtje allang weer te spelen met haar poppen en staat moederlief nog te kliederen met roze glazuur. Nog een half uur later, met een jengelend kind aan mijn broek, strooi ik de laatste roze spikkels over het geheel. Bijna klaar, nu nog de finishing touch. Met een krijsend kind plak ik - inmiddels goed chagrijnig - de laatste ballonnen aan de schaal en veeg een klodder glazuur van mijn witte muur.

Het feestje is kort maar vertederend. Dan, met een dienblad vol half afgekloven cakejes en gescheurde prinsessen achteloos in de poppenhoek gedumpt, is het tijd voor natte afscheidszoentjes. Op naar een nieuwe fase. Dan breekt die spannende eerste dag aan. Mooie nieuwe rugtas om, een gevulde broodtrommel erin en nu maar hopen dat die beker met schroefdop niet in haar gymspullen zal lekken. Het is topsport om te zorgen dat we op tijd in de klas zijn. Een beetje verlegen geeft ze de juf een handje en gaat op haar stoeltje zitten tussen de andere 27 kindjes.

De emoties gieren door mijn lijf. Mijn kleine meisje, zal ze het redden? In de deuropening blijf ik staan. Dan komt ze naar me toe, pakt mijn hand en zegt: ‘Ga je nou? Ik had toch al gedag gezegd! Weggaan nu!’

Ja, kleine meisjes worden groot. Nu haar moeder nog.