zaterdag 18 mei 2013

Storm op komst

Het gaat er eindelijk van komen. Ons scheefgezakte tuinhek gaat een windvlaag niet meer overleven, dus gaan de mannen met vereende kracht aan de slag in de achtertuin. Dat gaat niet helemaal vanzelf, want met onze Wit Russische buurman communiceren we in steenkolen Engels. En dan is praten over bouten, moeren en schuttingplaten geen alledaagse kost. Maar al snel ligt het hek plat.
Ons kleine buurmeisje ziet haar kans schoon en klimt over naar onze tuin. Totaal niet verlegen stapt ze bij ons binnen en weet al snel de weg naar het speelgoed te vinden. Bij alles wat ze tegenkomt vraagt ze in schattig, gebroken Nederlands ´Wat is dat?’ Dochterlief vindt het best leuk, zo’n grietje in huis en geeft netjes antwoord. ‘Paard? Ja, dat is een paard. Lego? Ja, dat is –pas op- mijn lego.’ Dan wordt hamster Tom uitgebreid bewonderd en net op tijd gered van grijpgrage peuterhandjes die hem bijna fijnknijpen. Als beneden alles bekeken is, is de kinderkamer aan de beurt. Al snel hoor ik mijn dochter steeds vaker sputteren. ‘Voorzichtig, dat zijn mijn beeldjes. Niet mijn zwemdiploma kreukelen. Niet alles door elkaar gooien’. Ik pendel een tijdje tussen zwoegende mannen in de tuin en een zwoegende dochter boven.

Maar dan komt ze stampend de trap af. Haar geduld teveel op de proef gesteld. ‘Mam, ze gooit alles zomaar op de grond,’ zucht ze gefrustreerd. Ik snap het wel, want die middag heeft ze net haar zwijnenstal tot keurige kamer omgetoverd. En dat is een hele prestatie, want normaal gesproken gooit ook zij alles achteloos op de grond. Maar dat is ze nu voor het gemak even vergeten.
Subtiel vraagt ze aan de kleine Matroesjka of ze niet naar haar moeder toe moet. ‘Nee, zegt deze beslist en trekt nog een doos met barbies open. ‘Mam, kan ze niet weg gaan?,’ smeekt mijn dochter, terwijl ze me wanhopig aankijkt, ‘zeg jij maar dat ik niet meer met haar mag spelen, of zo.’
En ach, ik herken dat gevoel nog zo goed van vroeger. En weet ook nog goed hoe blij ik dan was met mijn moeder, die dan ingreep door haar gezag te laten gelden, ten gunste van mij. 'Ga je moeder maar opzoeken,’ zeg ik daarom streng en dirigeer haar richting de tuin, ‘want het is voor jullie allebei bedtijd.’ Dat helpt en dan klimt het buurmeisje tussen de mannen door weer over het hek.
Binnen tref ik mijn meisje intens verdrietig aan. ‘Moet ik nu ook al naar bed?’ vraagt ze, ‘ik deed nog wel zo mijn best om aardig te blijven.’ Ach, de arme schat. ‘Welnee, lieverd,’ zeg ik lachend, ‘kom, wij gaan samen je kamer weer opruimen.’

En terwijl de mannen zich buiten nog lange tijd kwaad maken om een hek te fabriceren dat bestand is tegen een komende voorjaarsstorm, is in huis de wind al snel weer gaan liggen. Samen hebben we  een onverwachts gezellig avondje 'extra lang tutten' voor het slapen gaan. Met dank aan ons buurmeisje.