vrijdag 20 januari 2012

Ik ben niet bang voor de tandarts…

“Meer dan de helft van de vijfjarigen heeft een gaatje in het gebit”, daarmee opende het journaal. Ik veerde rechtop van de bank en stootte mijn man aan. Belachelijk. Een schande. Maar dat overkwam onze dochter mooi niet. Ze heeft er een pesthekel aan, maar wij poetsen altijd zorgvuldig na, twee keer per dag. Ook al valt dat niet altijd mee – voor ons -, wij doen onze plicht.
De schok was dan ook groot toen de tandarts een week later een gaatje constateerde. In een achterste, moeilijk bereikbare kies, maar toch. Een gat. In haar kies, in de opvoeding, in mijn ego…
Nerveus zat ik met haar in een volle wachtkamer. Ik zag ze wel kijken; daar heb je er weer zo één, zo’n falende moeder. Door haar schuld wordt dat arme, kleine kinderzieltje zo vroeg al beschadigd. Eenmaal binnen in het steriele witte hok zweette ik peentjes en keek angstig naar de tandarts. Dochterlief niet. Die lag rustig in de grote stoel en deed haar mond wijd open voor het toverstafje wat haar kies ging laten slapen. Nee, die is niet bang voor de tandarts, ook al hebben haar ouders niet goed gepoetst…

Thuis was het tijd voor een nieuw actieplan, want deze beproeving liet ik haar, - en mezelf- niet nog een keer ondergaan. Er moest en zou nog beter gecontroleerd gaan worden. Het ging één dag goed. De volgende ochtend hadden we opnieuw een badkamercrisis. Ik vond dat ze moest stilstaan als een standbeeld, zij klaagde dat het niet fijn was, ik klaagde dat zij haar hoofd niet stil hield, enzovoort. Ten einde raad bood ik aan dat, als zij meewerkte, ze voor één keer mijn tanden mocht poetsen. En dat… kan ik echt iedereen afraden. Ooit wel eens je tanden laten poetsen door iemand van vijf? Levensgevaarlijk. Eerst verdween er een enorme, gore klodder kinderpasta in mijn luchtpijp. Gevolgd door de borstel, waarbij ze mijn huig er bijna aframde. Nog happend naar adem, ragde zij enthousiast over mijn tanden, schoot uit, en stak de borstel als een moordwapen zo’n beetje door mijn wang heen. ‘Mam, stil staan. Als een standbeeld,’ zei zij streng. Ik kon haar pesthekel aan napoetsen volmondig delen en vroeg me ondertussen af of ze een stuk van mijn vulling afgemept had.

Die avond keek ik het journaal, - de kindertanden waren allang weer oud nieuws – en ging er een pijnlijke scheut door mijn kies. Ik zou eigenlijk een afspraak moeten maken met de tandarts. Maar ik durf niet. Belachelijk. Een schande, ik weet het. Ik ben bang voor de tandarts, want mijn dochter heeft te goed gepoetst…