vrijdag 24 september 2010

Verjaardagscadeau

Na een drukke werkdag gun ik mezelf even een momentje op de bank. Twee minuten nadat ik neergeploft ben zie ik de stofwolken onder de verwarming. Ik doe net alsof ik ze niet zie. Morgen stofzuigen is vroeg genoeg, wat een hekel heb ik aan die klus. Aan iedere huishoudelijke klus als ik eerlijk ben. Demonstratief kijk ik de andere kant op. Dat had ik beter niet kunnen doen. Naast het poppenhuis van Dochterlief ligt een half verkruimeld koekje en naast de tafelpoot een afgeknipte teennagel. Ik overweeg de nagel onder de bank te vegen met mijn sok, maar dan schiet me te binnen dat er die avond acht mensen komen vergaderen. Met een zucht sta ik op, giet mijn koffie in de gootsteen en ga op zoek naar de stofzuiger. “Oh leuk, mag ik helpen? ” Dochterlief huppelt naar me toe als ze ziet wat ik ga doen. Vooruit dan maar. Terwijl ik met een verhit hoofd de traptreden zuig speelt Mevrouwtje met zo’n dweil aan een stok en sopt er zogenaamd het plafond mee, gelukkig kan de ganglamp tegen een stootje. Nou ja, denk ik. Dit is beter dan dat ze precies dáár gaat spelen waar ik nog moet schoonmaken. Of spontaan besluit dat haar potloden geslepen moeten worden, onder de eettafel in plaats van boven de prullenbak. Waarom niet. Zuig ik daar toch fijn nog een keer?!

Ieder jaar vraag ik voor mijn verjaardag een poetsdame. Wat heerlijk moet het zijn als de badkamer en keuken voor je gedaan worden. Dat de wc altijd citroentjesfris ruikt en de vensterbank geen kerkhof voor dode vliegen. Nu mag ik niet klagen, ik word altijd in de watten gelegd voor mijn verjaardag. Maar als de visite weer naar huis gaat en ik achterblijf met de restanten van het feestje verlang ik naar iemand die de koffiekringen uit mijn tafel komt poetsen.

Ik jaag met de stofzuigerslang op een spin die rent voor zijn leven. Dochterlief is ondertussen de nog vieze glazen vanuit de vaatwasser in de kast aan het zetten. “Wat ben ik goed aan het helpen hé, toch mamma? ” Ik geef een kus op haar bol. “Ja hoor meid.” Vreemd toch dat kinderen huishoudelijke klusjes zo leuk vinden. Nog niet zo lang geleden zocht ik een cadeautje in een speelgoedwinkel. Met verbazing heb ik staan kijken naar twee stellingen vol met keukentjes, ministrijkboutjes, houten wasmachines, koffiezettertjes en roze stofzuigers, allemaal net echt. Ik kon het niet laten om aan de verkoopster te vragen of zo’n stofzuiger ook een stekker heeft. Maar helaas, het kon geen spinnenrag onder de verwarming laten verdwijnen. Jammer, zal ik dat toch zelf moeten blijven doen. Met een speelgoed grasmaaier stond ik uiteindelijk bij de kassa. Ondertussen ben ik aan het rekenen. Nog 236 dagen. Dat zijn 37 weken en dus zeker nog 74 keer stofzuigen voordat ik jarig ben.

Als de stofzuiger weer in de kast staat en de vaatwasser draait, ga ik opnieuw op de bank zitten. Pen en papier in de aanslag. Een paar tellen later is het klaar. Het verlanglijstje voor mijn vijfendertigste verjaardag.

vrijdag 3 september 2010

Zo'n dag

Het is weer zo’n dag. Zo’n ‘ ‘s ochtends al stress en dat komt niet meer goed’ dag. Ik kijk op mijn horloge. Houdt die man nooit op met praten. Terwijl zijn nasale stem door de telefoon blijft klinken, doe ik met één hand de computer uit, prop papieren in mijn werktas en mime naar mijn collega’s of ze mijn vieze kopjes willen opruimen. Voor de derde keer deze week. Ik heb nog drie kwartier en dan moet ik op het schoolplein staan. Het is een half uur fietsen. Moet nog net lukken. In de fietsenstalling kiep ik wanhopig de inhoud van mijn tas op de grond. Een hoop troep, geen fietssleutel. Kostbare minuten tikken weg. Vlak voor ik mijn fietsslot besluit te slopen vind ik ze. In het slot. Nog een blik op mijn horloge. Als ik flink doorfiets, moet het lukken. Ik zwoeg door windkracht 7. Alweer, want op ‘zo’n dag’ draait de wind zich fijn een keertje om. Op het fietspad rijden twee oude dames gezellig in hun boosters naast elkaar. Blind en doof voor de rest van de wereld. Ga voor de geraniums zitten, speel bingo voor mijn part, maar ga opzij. In gedachte zie ik Dochterlief al staan. Handje in die van de juf. “Nee, mijn mamma is niet gekomen”. Traantjes wellen op in haar ogen, haar lip trilt. Met gevaar voor eigen leven wring ik me langs de grijze permanentjes. Ik ben er bijna. Misschien komt Dochterlief als laatste naar buiten, dan moet het net lukken. Hijgend schuif ik aan bij de andere moeders. Ik heb het gered, geen huilend kind, geen duizend maal excuus bij de juf. Begrip alom naast me, “is ’t weer zo’n…” “Ja, weer zo’n..” “Ik had gisteren… ”

Dan ineens hangt mevrouwtje om mijn nek. “Hi mam, ik ga bij een vriendinnetje spelen. Doei.” En weg is ze. Ik laat mijn tassen vallen en pof neer op het randje van de zandbak. Natuurlijk, had ik kunnen weten, het is tenslotte..... Dan bedenk ik wat ik allemaal in dit onverwacht vrije uur kan doen. Eerst stofzuigen, de was opruimen, snel nog even naar de bibliotheek en dan Dochterlief weer ophalen. Moet net lukken.