woensdag 9 maart 2011

Zielig

Ik kon geen nee zeggen en dus loop ik op vrijdagmiddag met een collectebus door onze straat. Gelukkig is het zonnig weer en gaat Dochterlief graag met me mee. ‘Leuk he, mamma’ zegt ze terwijl ze huppelend voor me uit loopt. Ik neem haar graag mee op deze tocht, want haar ondeugende koppie zorgt voor een hoog gulheidsgehalte. Met twee handen houdt ze de bus stevig vast en steekt hem ver naar voren om kleingeld in ontvangst te nemen. ‘Voor zieke mensen hè, mamma?’ ‘Ja schat,’zeg ik, ‘niet voor onszelf maar om mensen die ziek zijn sneller beter te maken.’ Dat vind ze prima. Als de bus te zwaar wordt mag ze bij de voordeuren aanbellen.
Onze straat is lang en ik wordt het eerder zat dan mijn dochter. Al snel merk ik dat collecteren namelijk ook iets slechts in mij naar boven brengt. Na het aanbellen zie ik gordijnen bewegen, mensen snel wegduiken en doen alsof er niemand thuis is. Mensen die beweren geen kleingeld in hun rammelde portemonnee te hebben of ijskoud zeggen dat ze ‘daar niet aan meedoen’. Wat een nare mensen wonen er eigenlijk in mijn straat. Gelukkig is de vrolijkheid van mijn kleine meid niet stuk te krijgen en ik besluit er -lekker recalcitrant- niets meer van te zeggen als ze heel lang op deurbellen drukt of ongegeneerd door het raam gluurt om te kijken of er iemand thuis is. Ze zullen weten dat we langskomen, ha!

We lopen langs een gloednieuwe Mercedes een tuinpad op. Voor het keukenraam staat een man. Ik knik hem vriendelijk toe en mijn dochter drukt enthousiast op de bel. De man knikt terug en verdwijnt naar de kamer. En wij wachten. En wachten. Mijn meisje trekt me aan mijn jas. ‘Kom mamma, we gaan verder.’ Echt niet, denk ik, die vent is gewoon thuis en weet dat wij voor zijn deur staan. ‘Hij is vast kleingeld aan het zoeken’ zeg ik. Dan gaat de deur open. Er staan twee jongetjes van een jaar of zeven wat verlegen in de deuropening. ‘Ik moet van mijn pappa zeggen dat we geen interesse hebben’ zegt één van de twee. Mijn mond valt open. Arme kinderen. Dochterlief begrijpt dat ze geen geld gaan geven en zegt ‘Het is voor zieke mensen hoor, roep anders je pappa nog even.’ Ik pak haar hand en mompel bij het weglopen nog iets als ‘jammer.’ Mijn tanden knarsen als ik nog net een hoofd boven de vensterbank uit zie komen. Dan zegt mijn lieve dochter ‘Zielig voor die jongetjes, hé mamma, dat hun pappa geen geld heeft.’ Ja, denk ik, zielig.. zo’n pappa. Dan haal ik mijn schouders op en rammel hard met de bus. ‘Kom op lieverd,’ zeg ik ‘we gaan nog even door, voor het goede doel.’ Samen huppelen we op weg naar de volgende deurbel.